Reisleider met een lange “IJ”

Toen ik een jaar of 15 was had ik sterk een verlangen om ooit reisleidster en gids te worden. dat leek mij enorm leuk. Ik zag mijzelf in gedachte op een bus door Parijs rijden als gids met Nederlandse of Franse toeristen en honderduit vertellen over de stad.

Als jong kind vond ik het bijvoorbeeld al heel erg leuk hoe op vakanties die we met het gezin in Frankrijk hielden te zien en horen hoe aan ons als toeristen van alles op excursies werd verteld. Bijvoorbeeld bij muurtekeningen in een grot of uitleg over een kroonluchter die speciaal was in een mooie zaal in een kasteel dat wij aandeden. In het Frans werden we voorzien van tekst en uitleg. Nu verstond ik in aanvang weinig in het Frans maar ik imiteerde er wel op los. ‘S Avonds in de gehuurde caravan in de Dordogne gaf ik hele voorstellingen waarbij ik nagebootste klanken zomaar op Frans liet lijken terwijl ik de gids uit een grot van Lascaux imiteerde. Tot groot genoegen van mijn ouders waarbij met name mijn vader enorm moest lachen en zichtbaar ook trots was dat ik dit zo goed na deed.

Door al die Franse vakanties en mede doordat het chauvinisme van de Fransen, die dus gewoon altijd frans spraken, had ik al snel een ruimere woordenschat frans. Vriendinnetjes en m’n eerste Franse zoen van een knul verder op het pad op de camping maakte dat het ook noodzaak was de taal kennen, want met de 4 woorden engels van de Franse jeugd kwam je midden 70er jaren niet verder. Dus in combi met die taal en mijn  wens om dan in een Franse stad te wonen en reisgezelschappen te begeleiden werd ik een frankofiel; oftewel frans en Frankrijk werden mijn tweede taal en land. Liefst was en ben ik er elk jaar. Toen ik niet meer thuis woonde spoorde ik mijn vriend, huidige echtgenoot, ook aan om mee te gaan en Frankrijk met mij  te ontdekken. De taal vind hij nog steeds “geronflonflon” maar het land is hij gaan waarderen. Inmiddels sprak ik na zeker 20 bezoeken aan het land wel goed Frans. Toen later een vriendin in Parijs woonde was dat helemaal geweldig hè! Ik had een enorme woordenschat opgebouwd die zelfs haar verraste. 

Ik liet de wens om gids c.q. reisleider te worden uiteindelijk varen en ging een hele andere kant op. Maar dat vertellen en enthousiasmeren is gebleven en ook nu kom ik nog graag in Frankrijk. De Cote Opale heeft mijn hart inmiddels gestolen en Normandië en Bretagne voelen als een tweede thuis. Mijn huidige werk in het sociale domein na vele jaren als modeonderneemsters lijkt nog verder weg van vertellen en gidsen dan ooit. Hoewel ik in de mode ook presenteerde en wegwijs maakte en nu als maatschappelijk werker mensen “op weg” help, maar dan totaal anders. 

Afgelopen week las ik in een bijlage van een landelijk dagblad de kop “reisleider op retour”. Nieuwsgierig geworden kocht ik de krant, wat op zich al bijzonder fijn is zo’n papieren stapel op zaterdagmiddag. In het artikel werd uitgelegd dat dit beroep aan het uitsterven is omdat iedereen een telefoon heeft waar alles op te zoeken is; de weg, zelfs de kortste of de leukste, het beste restaurant en de mooiste bezienswaardigheden…waarvan je dan al 250 afbeeldingen krijgt aangeboden… “Wie wil er nog met een paraplu omhoog een groep mensen rondsjouwen door Parijs” stond er. Ik dacht nou dat lijkt mij nog steeds leuk hoor, maar ik heb geen lust meer dit beroepsmatig te doen. In het artikel stond ook een leuke mij pakkende zin: “Soms ben je net een maatschappelijk werker” vertelde één van de gidsen “mensen vertellen je meteen op de heenreis al hun hele hebben en houwen” vervolgde zij. “rustig aan zeg ik dan, we hebben nog twee weken” aldus deze betrokken reisleider in het interview. 

Het internet haalt inderdaad alle spanning dus nu een beetje weg over waar je terecht komt en hoe je het beste alles kan uitzoeken en wat er waar te doen en te zien is. Eigenlijk jammer. Hoewel het zelf zien en ruiken ter plekke uiteindelijk in het echt de beste emotie en dus herinneringen vast legt, is de reis al wel helemaal bepaald en inzichtelijk. Ik laat het mezelf liever nog steeds als verassingen overkomen door niet altijd elk straatje uit te zoeken. Ik kon vroeger enorm genieten in een hotelletje waar het behang van de muur rolde en de douchekraan loszat in een hotel waar het eten en de wijn heerlijk waren en je nooit never niet naar toe was gegaan als je dit van te voren had gezien op internet. Ook al kom ik nu vaak op plekken in Frankrijk waar ik al was, ik blijf nieuwsgierig en laat me het liefst verrassen “sur place” 

Net als toeristen in Amsterdam die dan in de tram opeens de Westertoren ontdekken door naar boven te kijken door het tramraam en elkaar met een vingerwijzing attenderen op de gouden bol bovenop de toren, en samen bevestigen hoe mooi deze is. Op die plek zat ik laatst naast een toerist in tram 17 en ving het gesprek op. De jonge dame zat naast mij en haar vriend stond tegenover mij. Ik hoorde ze praten over wat ze zagen. Mooi, majestueus en pittoreske… je raad het al: het waren Fransen op bezoek in hartje Amsterdam. Ik kon het niet laten… en flapte er zo maar een complete Franse zin uit ”A pied c’est encore plus belles” De jonge dame antwoorde direct in rap Frans en ik reageerde terug en er kwam een leuk gesprek op gang. Natuurlijk over de stad, hun vakantie en mijn voorliefde voor hun vaderland. Zij verbaasd over mijn Frans terwijl ik in Holland woonde etc. Ze vonden mij een Zuid Frans accent hebben en het erg leuk dat ik nog wat kleine dingen over Amsterdam vertelde. Ze hadden nog één dag en gingen nog zeker wat zaken bezoeken. Bedankte me vriendelijk en spontaan klonk “a la prochaine” alsof we elkaar weer zouden zien. Zo was ik toch nog een keer reisleider in eigen tram, stad, land, en zelfs ook nog echt maatschappelijk werkster…. Wie had dat gedacht. 

Scroll naar boven